Toelichting vragen
In het oefenen met academische vaardigheden, dus in onderzoek, ontwerp en modelvorming, zijn leerlingen met activiteiten in de categorieën van de kernvragen 1 t/m 3 bezig. Maar ze zijn daarmee nog niet met de vragen zelf bezig. Het ingaan op die vragen kan gekoppeld worden aan hun eigen ervaring en aangevuld met beschrijvingen vanuit de wetenschap en haar toepassingen.
 

Vraag 1. Hoe komt wetenschappelijke kennis tot stand?

Deze vraag is wetenschapshistorisch van aard. Zij kan bijvoorbeeld verbonden worden met de grote namen uit de geschiedenis van de verschillende wetenschappelijke disciplines, of de moeite die het soms kostte om een stap te zetten.

Vraag 2: Hoe wordt wetenschappelijke kennis gebruikt?

Toepassing van wetenschappelijke kennis wordt in de bètavakken ook wel als technologie aangeduid. Uiteraard is er ook uit de mens- en maatschappijwetenschappen kennis die kan worden toegepast, bijvoorbeeld in gezondheidszorg, ruimtelijke inrichting, openbaar bestuur. Die toepassing zal niet als technologie worden aangeduid.

Vraag 3. Hoe bepaal je de betrouwbaarheid van wetenschappelijke kennis?

Deze wetenschapsfilosofische vraag komt op een heel praktisch niveau aan de orde bij de eerste de beste waarneming of meting die een leerling zelf doet. Hij kan ook bij complexere situaties terugkeren: hoe weet je dat iets waar is? Wat voor soorten fouten kunnen er in een observatie, experiment, verwerking tot een conclusie gemaakt worden? Waar moet je op letten bij het raadplegen en vertrouwen van een bron? Wat voor uitspraken kunnen we op waarnemingen baseren, welke zijn nog speculatief of ideologisch?

Vraag 4. Hoe beïnvloeden samenleving en wetenschap elkaar?

De vierde vraag is twee kanten op interessant. Wetenschappelijke ontwikkeling en toepassing van nieuwe kennis kunnen de samenleving beïnvloeden. De ontwikkeling van informatietechnologie en het gebruik van sociale media vormen er een actueel voorbeeld van. De nieuwe media beïnvloeden bijv. weer verkiezingscampagnes, of de organisatie van de omroepen. Omgekeerd kunnen maatschappelijke ontwikkelingen aanleiding geven tot nieuwe onderzoeksvragen en toepassingen, zoals rondom het energievraagstuk of de voedselvoorziening.

Vraag 5. Mag alles wat kan?

Deze vraag heeft allereerst betrekking op de (technologische) toepassingen van wetenschap. Dan gaat het om ethische vragen: mogen we sportprestaties met medicijnen verbeteren? Of mensen met inzichten uit de gedragswetenschap manipuleren (nudging)? Daarnaast veroorzaakt wetenschappelijk onderzoek soms een andere manier van kijken naar de mens of de wereld, die ook zonder feitelijke toepassing al tot verzet kan leiden. Het conflict tussen Galileo Galilei en de kerk is er een klassiek voorbeeld van, temeer omdat Galilei sommige dingen echt niet mocht zeggen. Maar ook een model als de uitspraak “wij zijn ons brein” past in de categorie van controversiële mens- of wereldbeelden.